September 2024
Fig.1

Emile Berliner en zijn eerste grammofoon (©Library of Congress Online Collection)
Fig.2

78 tours His Master’s Voice uit het Robert Pernet Fonds: Stan Brenders & het orkest van de INR
Fig.3

Francis Barraud en zijn schilderij « His Master's Voice » (©Wikipedia)
Fig.4

Caruso die in een hoorn zingt (© Wikimedia)
Fig.5

Draagbare grammofoon HMV 102, Gramophone Company Ltd, Groot-Brittannië, ca. 1935, inv. 2018.0089 (donation Vincent Verhaeren)
De uitvinding van de grammofoon door Emile Berliner
In 1887 perfectioneerde de Duitse immigrant Emile Berliner (fig.1) in de Verenigde Staten de fonograaf van Edison uit 1877 en ontwikkelde hij de grammofoon. De naam is een omkering van het woord ‘phonogram’, wat ‘geluidsopname’ betekent. De belangrijkste innovatie was dat het geluid op een platte plaat werd vastgelegd in plaats van op een cilinder. De groef werd horizontaal gegraveerd, waardoor de naald zijwaarts bewoog. Edison was niet bang voor deze nieuwigheid en beweerde dat het geluid van zijn fonograaf getrouwer en zuiverder was door de verticale gravure.
Voordelen van de plaat ten opzichte van de cilinder
Toch had het publiek veel redenen om de platte platen te verkiezen boven cilinders. Ze waren goedkoper omdat ze makkelijker in grote hoeveelheden geproduceerd konden worden, duurzamer, makkelijker in gebruik en konden aan beide zijden tot 6 minuten muziek bevatten, twee keer zoveel als een Edison-cilinder. Tot het einde van de 19e eeuw concurreerden cilinder en plaat naast elkaar, maar geleidelijk won de plaat terrein en werd het de wereldstandaard.
Na experimenten met was- en glazen platen werden de platen gemaakt van zink bedekt met was, die vervolgens in een zuurbad werden gedompeld om de groef in het metaal vast te zetten. Dit metalen materiaal veroorzaakte echter veel geluidsstoringen. Vanaf 1897 werden deze materialen vervangen door schellak, een natuurlijke kunststof gemaakt van afscheiding van Aziatische lakschildluizen, hars en houtstof. De platen werden aanvankelijk op 90 toeren per minuut afgespeeld en later gestandaardiseerd op ongeveer 78 toeren. Schellak vormde de basis van de 78-toerenindustrie (fig.2) en werd in de jaren ’40 vervangen door het synthetische vinyl.
De Gramophone Company en het iconische logo ‘His Master’s Voice’
Met het toenemende succes van de plaat ontstonden er steeds meer platenlabels en bedrijven. De geschiedenis van de Gramophone Company en haar dochterondernemingen, zowel in de VS als in Europa, is een complex verhaal van successen, faillissementen, fusies en splitsingen. De onderneming staat echter vooral bekend om het iconische logo ‘His Master’s Voice’, waarop een hond te zien is die aandachtig luistert naar de hoorn van een grammofoon, alsof hij ‘de stem van zijn meester’ hoort.
Dit beeld is geschilderd door Francis Barraud (fig.3), die ontroerd was door Nipper, de Jack Russell van zijn overleden broer. Aanvankelijk probeerde hij het schilderij te verkopen aan fonograaffabrikanten. Toen dat niet lukte, bood hij het aan bij de Gramophone Company in Londen, die het kocht voor 100 pond (nu ongeveer 10.000 euro), op voorwaarde dat hij de fonograaf verving door een grammofoon. Zo werd het een van de meest herkenbare handelsmerken ter wereld.
Fred Gaisberg en de grote stemmen op plaat
Een andere slimme zet van de Gramophone Company was het aantrekken van beroemde zangers die aanvankelijk terughoudend waren om hun stem aan de opnamehoorn toe te vertrouwen. Omdat zij niet naar de studio wilden komen, bracht men de opnameapparatuur naar hen toe! Productieleider Fred Gaisberg (1873–1951) vertrok in 1899 met zijn apparatuur, zuurreservoirs en veel matrijzen om wereldwijd opnamen te maken.
In 1902 ontdekte hij in Milaan tijdens een operavoorstelling de tenor Enrico Caruso, die hem diep onder de indruk bracht. Caruso stemde ermee in om tien romances op te nemen voor 100 pond, een astronomisch bedrag voor minder dan twee uur werk (fig. 4). Latere contracten en het succes maakten deze investering meer dan waard. Voorheen hadden de meeste mensen immers geen kans om zulke artiesten live te horen. Welke gewone man kon zich een avond in La Scala of Covent Garden veroorloven? Vanaf dat moment konden zij genieten van die sterren in hun eigen woonkamer. De grammofoon werd zo geleidelijk een belangrijk meubelstuk in de huiskamer, vaak voorzien van een grote hoorn en een kast voor de platen.
De draagbare grammofoon en de HMV 102
In de jaren 1910, vooral tijdens de Eerste Wereldoorlog, verschenen de eerste draagbare grammofoons, ook wel ‘loopgraafgrammofoons’ genoemd, die soldaten aan het front vermaakten. Na de oorlog, met de opkomst van de auto, werden ze ‘koffergrammofoons’ of ‘picknickgrammofoons’ genoemd, omdat men ze meenam op reis en bij familie-uitjes.
De HMV 102 draagbare grammofoon was de laatste volledig mechanische, akoestische grammofoon die geproduceerd werd (fig. 5). Om hem te gebruiken opent men de koffer, vouwt de toonarm uit en haalt men de slinger uit de koffer om de veer op te winden die het plateau aandrijft. De naald wordt voorzichtig op de plaat geplaatst, en dan gebeurt het: de trillingen die de naald opvangt worden door het diafragma omgezet in geluidsgolven. Het geluid reist via de toonarm naar een kegelvormige ruimte in de kast en wordt versterkt via een opening tussen het plateau en het deksel, die als klankreflector fungeert (video).
Door de lange productieduur was de HMV 102 het meest geproduceerde model van de Gramophone Company, van 1932 tot 1958, toen elektrische draaitafels het overnamen. Het exemplaar in het MIM dateert van 1935.
Tekst: Matthieu Thonon