Juli 2023
Fig.1

Whithorn, Oxfordshire, voor 1897, inv. 1982
Fig.2

Opgerolde schors in de vorm van een kegel
Fig.3

Hobo, Japan, voor 1900, inv. 1811
Een eeuwenoude traditie uit de Cotswolds
Wychwood Forest, aan de rand van de Cotswolds in het zuidwesten van Engeland, maakte sinds de middeleeuwen deel uit van het koninklijk jachtgebied. Ooit besloeg het bos een groot deel van West-Oxfordshire. In 1857 besloot het Britse parlement een deel van het bos te rooien om ruimte te maken voor weilanden. Het resterende deel werd enkele jaren later afgesloten.
Met deze sluiting verdwenen ook bepaalde eeuwenoude rechten van de omliggende dorpen en steden. Sinds de 16e eeuw mochten zij bijvoorbeeld één keer per jaar op herten jagen, op Pinkstermaandag (Whit Monday). Deze traditie stond bekend als de whit hunt. De jacht werd enkele weken op voorhand aangekondigd met het geluid van whit-horns: hobo’s gemaakt van opgerolde wilgenschors, vervaardigd door jongeren.
Een feestelijke jacht
In sommige dorpen waren er meer dan vijftig spelers die overdag door de straten trokken. Rond middernacht, in de nacht van zondag op maandag, werden de bewoners opnieuw gewekt door het geluid van de whit-horns. Bij het eerste ochtendlicht namen ze deel aan de zogenaamde peeling horn ceremony en voegden zich samen met andere dorpelingen bij het gehucht Crawley. Op Chase Green werden de whit-horns ritueel vernietigd, waarna de groepen naar het bos trokken.
In de jaren 1830 werd deze optocht gevolgd door een bierkar. Iedereen met een paard, ezel of muilezel - of die er een kon lenen - nam deel aan de gezamenlijke jacht waarin drie herten werden geschoten. Volgens de traditie ging er één hert naar Hailey, één naar Crawley en één naar Witney. De triomfantelijke terugkeer van de jagers luidde een week vol festiviteiten in, met onder andere de bekende Morris dance. De zondag nadien werd het vlees klaargemaakt en opgegeten. Wie een stukje van de huid kreeg, mocht rekenen op een jaar vol geluk — en jonge verloofden kregen de garantie dat ze binnen het jaar zouden trouwen.
De bouw van een whit-horn
Voor het maken van een whit-horn wordt schors gebruikt van een wilgentak. De tak wordt geweekt en vervolgens geklopt tot de schors loslaat. Er wordt een strook van ongeveer 27 cm afgesneden (fig. 2) en opgerold tot een kegel. De nog natte schors zorgt ervoor dat de windingen aan elkaar blijven kleven. De basis van de kegel wordt vastgezet met doorns van de sleedoorn (prunus spinosa).
Om een klank te produceren wordt een dubbelriet toegevoegd: een cilinder van schors van een dunnere wilgentak, die in het smalle uiteinde van de kegel wordt gestoken. Dit riet wordt lichtjes samengedrukt tot een trumpet. Het wordt niet tussen de lippen gehouden, maar volledig in de mond genomen. De toonhoogte hangt af van de lengte van de kegel. Het exemplaar van het MIM (fig. 1) produceert ongeveer een G. Door de adem aan te passen, kunnen verschillende klanken worden voortgebracht. Melodieën kunnen er echter niet op gespeeld worden: het is een lawaaimaker, een soort paramuzikaal instrument.
Een universeel instrument
Dergelijke schorshobo’s zijn niet typisch voor de Cotswolds. In vergelijkbare vormen komen ze over de hele wereld voor, onder diverse namen en met uiteenlopende toepassingen. Alleen al in België en Frankrijk varieert het gebruik van kinderspel tot charivari (spottende volksrituelen) en soms zelfs paraliturgisch gebruik.
In het zuidwesten van Frankrijk bespeelt men het instrument op de kerktoren tijdens de Goede Week om de gelovigen naar de dienst te roepen. Elders diende het om dorpsbewoners naar het veld te roepen of, zoals in Aubrac, het dagelijkse vertrek van de kuddes aan te kondigen. Het MIM bezit ook een gelijkaardig instrument uit Japan (fig. 3).
De Engelse benaming whit-horn is waarschijnlijk afgeleid van de plaatselijke associatie met Pinksteren (Whitsuntide) en, breder bekeken, met de lente — een belangrijke liturgische periode waarin de sapstroom het mogelijk maakt om de schors los te maken en te gebruiken voor de bouw van het instrument. Soms wordt het ook peeling horn genoemd.
Het exemplaar van het MIM
Het MIM bezit een whit-horn die in 1897 werd geschonken door Henri Balfour, de eerste conservator van het Pitt Rivers Museum in Oxford. Vanuit een darwinistische visie op de evolutie van muziekinstrumenten beschouwde Balfour de schorshoorn als een primitieve vorm van de hobo, zoals die mogelijk in de prehistorie of oudheid werd bespeeld. In de periode waarin Balfour whit-horns verzamelde, was de whit hunt al bijna vijftig jaar verdwenen. De instrumenten die toen nog gemaakt werden, ontstonden dus buiten hun oorspronkelijke context. Balfour kreeg er drie van T. J. Carter, die ze had laten maken door een zeer oude man. Waarschijnlijk zijn dit de drie exemplaren die nog steeds in het Pitt Rivers Museum in Oxford worden bewaard.
In 1895 liet een andere verzamelaar, Percy Maning - waarschijnlijk ook verbonden met Balfour - nog drie exemplaren maken door een gepensioneerde landarbeider, John Fisher. Victor-Charles Mahillon, de eerste conservator van het MIM, onderhield regelmatig correspondentie met Balfour over uiteenlopende onderwerpen. Twee brieven vermelden de whit-horn, maar geen enkele beschrijft het traject van het exemplaar dat door Balfour aan het MIM werd geschonken. De omstandigheden rond de vervaardiging blijven dus onbekend. Vermoedelijk werd dit instrument nooit gebruikt tijdens een whit hunt, aangezien deze instrumenten traditioneel tijdens de vroege ochtend van Pinkstermaandag werden vernietigd. Zou het kunnen dat het één van de instrumenten is die op verzoek van Maning werden gebouwd? Balfour beschouwde deze whit-horns in elk geval als authentiek, omdat ze gemaakt waren door mensen die het traditionele gebruik nog uit hun jeugd kenden.
Tekst: Stéphane Colin
Bibliografie
- H. BALFOUR, « A primitive musical instrument », dans The Reliquary and illustrated Archeologist, vol. 2, octobre 1896, p. 221-225.
- J. COGET, « La ‘Musique verte’. Amusique ou paramusique ? », dans L’Homme, le végétal et la musique, coll. Modal, Famdt Éditions, [Saint-Jouin-de-Milly, 1996], p. 74-87.
- A. LITTLE, notice « Whit-horn » : https://web.prm.ox.ac.uk/england/englishness-whit-horn.html
- P. MANNING, « Some Oxfordshire seasonal festivals: with notes on Morris-Dancing in Oxfordshire », dans Folklore, vol. 8, n° 4, déc. 1897, p. 307-324.
- W.J. MONK, “History of Witney”, J.Knight Gazet office, 1894, p.47-49
- Notitie over de whithorns : http://objects.prm.ox.ac.uk/pages/PRMUID22030.html
Son d'un hautbois d'écorce
Links
Een whithorn bouwen (uitleg in het frans) : https://bruicoleur.wordpress.com/2006/05/26/se-fabriquer-un-hautbois-decorce/