Overslaan en naar de inhoud gaan

Viola d'amore

Viola d'amore

Viola d'amore, Johann Rauch, Tsjechië, 1742, inv. 1391-01

Viola d'amore, Johann Rauch, Tsjechië, 1742, inv. 1391-01

Viola d'amore (zijkant)

Viola d'amore, Johann Rauch, Tsjechië, 1742, inv. 1391-01

Viola d'amore, Johann Rauch, Tsjechië, 1742, inv. 1391-01

Viola d'amore (liggend)

Viola d'amore, Johann Rauch, Tsjechië, 1742, inv. 1391-01

Viola d'amore, Johann Rauch, Tsjechië, 1742, inv. 1391-01

Viola d'amore (schroevenkast)

Viola d'amore, Johann Rauch, Tsjechië, 1742, inv. 1391-01

Viola d'amore, Johann Rauch, Tsjechië, 1742, inv. 1391-01

Viola d'amore (gebeeldhouwd hoofdje)

Viola d'amore, Johann Rauch, Tsjechië, 1742, inv. 1391-01

Viola d'amore, Johann Rauch, Tsjechië, 1742, inv. 1391-01

Viola d'amore (kam)

Viola d'amore, Johann Rauch, Tsjechië, 1742, inv. 1391-01

Viola d'amore, Johann Rauch, Tsjechië, 1742, inv. 1391-01

De viola d'amore is een strijkinstrument dat zijn bloeiperiode beleefde in de achttiende eeuw. Morfologisch combineert dit instrument kenmerken van de viola da gamba en de vioolfamilie, en heeft ook een paar aparte kenmerken.

Net als de viola da gamba heeft de viola d'amore een vrij diepe klankkast met afhangende schouders. Boven op de hals staat er meestal een gebeeldhouwd hoofdje in plaats van een krul. Net als de viola da gamba heeft de viola d'amore zes of zeven melodiesnaren. De manier van spelen verwijst naar de viool en de altviool . Het instrument wordt op de schouder gehouden en heeft geen frets. Wat de viola d'amore ten slotte onderscheidt van andere instrumenten uit de viola da gamba- en vioolfamilie zijn de klankgaten (vaak vlamvormig) en de resonantiesnaren. Deze snaren lopen onder de melodiesnaren en trillen mee wanneer de muzikant de melodiesnaren strijkt. De plaats van de resonantiesnaren verschilt van instrument tot instrument. Bij deze viola d’amore passeren ze langs de achterkant van de schroevenkast, onder de toets en door de kam. Ze zijn met pinnen gevestigd de onderkant van de klankkast.

Na het succes van de viola d'amore in de achttiende eeuw raakte het instrument in de vergetelheid, maar een paar muzikanten bleven het instrument bespelen en onderhielden het repertoire. Deze viola d'amore (inv. nr 1391.01) behoorde toe aan een van hen. Ze werd in 1742 gebouwd door Johann Rauch (c.1690-c.1760), een bouwer uit Chomutov in Bohemen. In de negentiende eeuw werd het instrument eigendom van Karl of Carli Zoeller (1840-1889), een violist opgeleid in Berlijn en werkzaam in Londen. Hij dirigeerde de muziekafdeling van het 2nd Life Guards Regiment in Londen en is de auteur van een viola d'amore methode.

Na haar verwerving door het Conservatorium rond 1888 bleef Rauchs viola d'amore het onderzoek naar oude muziek voeden. Emile Agniez (1859-1909) speelde er zelfs op tijdens de Wereldtentoonstelling van Brussel in 1888. Nu worden de instrumenten in het museum niet meer in speelconditie gehouden, maar de Rauch viola d'amore wordt regelmatig nagebouwd en blijft zo, indirect, haar stem laten horen.

Tekst: Anne-Emmanuelle Ceulemans

Bibliografie

Carli Zoeller, New Method for the Viole d’Amour (the Love Viol), its Origin and History, and Art of Playing it, Londen, J.R. Lafleur & Son, 1885, toegankelijk op https://doi.org/10.25624/kuenste-1987.

Victor-Charles Mahillon, Catalogue descriptif et analytique du Musée instrumental de Bruxelles, vol. 3, Gand, Ad. Hoste, 1900, p. 38.

Malou Haine, ‘Concerts historiques dans la seconde moitié du 19e siècle’, in Musique et société : Hommages à Robert Wangermée,  Bruxelles, Les Éditions de l’Université de Bruxelles, 1988, p. 121-142.

Peter Holman, ‘Performed upon the Original Instruments for which it was Written’: the Viola da Gamba and the Early Music Revival’, in Life After Death: The Viola Da Gamba in Britain from Purcell to Dolmetsch, Woodbridge, Boydell & Brewer, 2010, p. 302-336.