Overslaan en naar de inhoud gaan

Kemangeh roumy

Fig.1a

Kemangeh roumy, onbekend auteur, Egypte, tweede helft van de 18e eeuw, inv. 0225

Kemangeh roumy, Egypte, 1750-1800, inv. 0225

Fig.1b

Kemangeh roumy, onbekend auteur, Egypte, tweede helft van de 18e eeuw, inv. 0225

Kemangeh roumy, Egypte, 1750-1800, inv. 0225

Fig.2

François-Joseph Fétis (1784-1871)

Fig.3

Stemming van de kemangeh roumy (Fétis, Histoire générale de la musique, 1869)

Stemming van de kemangeh roumy (Fétis, Histoire générale de la musique, 1869)

Fig.4

Plaat AA van Villoteau (in Description de l’Égypte. Panches, 1817), n° 14: Kemangeh roumy

Plaat AA van Villoteau (in Description de l’Égypte. Panches, 1817), n° 14: Kemangeh roumy

Fétis koopt een kemangeh roumy

Toen Victor Mahillon (1841–1924), de eerste conservator van het Musée des instruments du Conservatoire in Brussel, in 1878 begon aan de inventaris van de bijna 300 instrumenten die het nieuwe museum toen telde, noemde hij dit instrument een Duitse viola d'amore. Puur formeel gezien was dit geen onlogische beslissing. De morfologie is die van een viola d'amore, een gestreken chordofoon met meetrillende of resonantiesnaren, die een zeker succes kende in de achttiende eeuw, vooral in de Duitstalige landen en in Italië.

Ondertussen weten we dat instrument inv. nr. 0225 (fig.1a, 1b) uit Egypte komt. Via de tussenkomst van de Belgische regering kocht de musicograaf François-Joseph Fétis (1784–1871) (fig.2), directeur van het Brusselse Conservatorium en kapelmeester van Leopold I, in 1839 een collectie van zestien Arabische instrumenten. De aankoop gebeurde met de hulp van Étienne Zizinia (of Stephanos Tsitsinias, 1794–1868), een rijke Griekse scheepsmagnaat, genaturaliseerd tot Fransman en pas benoemd tot Belgisch consul in Alexandrië.

Onder de zestien instrumenten die Zizinia voor Fétis in Alexandrië verzamelde - luiten, fluiten, hobo's, trommels, lieren, zithers en violen - bevond zich deze ‘kemangeh roumy’. Zoals gezegd vertoont het instrument de kenmerken van de Europese viola d'amore: Het heeft zeven spelende (melodische) en zeven meetrillende snaren die onder de fretloze toets lopen (fig.3). De klankgaten hebben de vorm van vlammen, een typisch kenmerk van de viola d'amore. De zwarte vernis waarmee het instrument bedekt is, is een eigenschap die we vaak terugvinden bij strijkinstrumenten gemaakt in Oostenrijk in de tweede helft van de achttiende eeuw.

Volgens Fétis onderscheidt de kemangeh roumy zich van de Europese viola d'amore door zijn stemming. Deze is omgekeerd aan die van de Europese strijkinstrumenten. Maar inwendig onderzoek van de kemangeh roumy geeft aan dat het instrument gebouwd is door een Europese bouwer of door een bouwer die in Europese technieken is opgeleid. Waarom zette Fétis dan een herstemde Europese viola d’amore op zijn ‘Egyptisch ‘verlanglijstje?

Een migrerend instrument

 

Veertig jaar vóór Fétis, Guillaume André Villoteau (1759–1839), een van de savants die deelnam aan Napoleons Egyptische campagne (1799–1801), een soortgelijke kemangeh roumy had afgebeeld in de beroemde Description de l'Égypte (fig.4). Fétis kende de publicatie van Villoteau. Hij streefde er waarschijnlijk naar een gelijkaardige Egyptische collectie te verwerven, wat de reden kan zijn waarom hij een kemangeh roumy op zijn lijst voor Zizinia zette.

De getuigenissen van Villoteau en Fétis roepen de vraag op of de Europese viola d'amore aan het eind van de achttiende eeuw door plaatselijke muzikanten in Egypte is gebruikt. We weten dat er zich tussen de goederen die tegen het einde van de achttiende eeuw tussen het Ottomaanse Rijk en Europa werden verhandeld, ook viola d'amore’s bevonden. De eerste getuigenissen van viola d'amore’s bespeeld in de mediterrane gebieden verschenen in de jaren 1760. Baron de Tott (1733–1793), beschrijft in zijn Mémoire sur les Turcs et les Tartares een concert door een Turks kamerorkest met een viola d’amore. De sine keman, zoals de viola d’amore heette in het Turks (letterlijk ‘borstvedel’), werd een van de favoriete instrumenten aan het hof in Istanbul en verving de kemançe (spijkervedel van Perzische oorsprong).

In Egypte werd de viola d'amore een ‘roumy’ vedel genoemd, een ‘Griekse’ vedel, verwijzend naar zijn buitenlandse, niet-islamitische oorsprong. Toen Villoteau eind jaren 1790 in Caïro kemangeh roumy’s zag, beschreef en illustreerde hij een model in zijn verslag, maar vond het instrument niet interessant genoeg om er een mee te nemen naar Frankrijk. Behalve de afbeelding van Villoteau en het instrument van Fétis zijn er geen andere Egyptische kemangeh roumy’s in de vorm van een viola d'amore bekend. De kemangeh roumy van Fétis is dus wellicht de eerste (en enige?) die naar Europa is gebracht. Fétis’ instrument was waarschijnlijk van Oostenrijkse makelij en zou dan van Wenen naar Alexandrië en vervolgens naar Brussel zijn gereisd.

Na de dood van Fétis in 1871 verkochten zijn zonen Édouard en Adolphe zijn muziekinstrumenten aan de Belgische Staat. In 1873 werden ze ondergebracht in de bibliotheek van het Conservatoire Royal de Musique. In 1877 werd de collectie, waaronder de kemangeh roumy, onderdeel van het nieuwe Musée instrumentale van het Conservatoire.

Tekst: Saskia Willaert, Fañch Thoraval, Anne-Emmanuelle Ceulemans

Volledige studie