Overslaan en naar de inhoud gaan

Hommel

Augustus 2025

Fig.1

Origineel model van de hommel 2905, Vanderstraeten, Gent, Rijksarchief

Origineel model van de hommel 2905, Vanderstraeten, Gent, Rijksarchief, FM 122 nr. 59

Fig.2

Hommel, Vlaanderen, 17e eeuw

Hommel, Vlaanderen, 17e eeuw, inv. 2905

De hommel: beschrijving en werking

Een hommel is een snaarinstrument dat bestaat uit een langwerpige klankkast waarover enkele metalen melodie- en begeleidingssnaren zijn gespannen. De melodiesnaren zijn gelijkgestemd en lopen over een reeks metalen frets. Ze kunnen worden ingedrukt met een stokje of met de duim of vingers van de linkerhand, en getokkeld met een plectrum of gestreken met een boog.

De begeleidingssnaren worden los meegetokkeld en brengen dan ook onveranderlijk hetzelfde akkoord of dezelfde bourdons voort.

De hommel van Ieper: geschiedenis van een verdwenen instrument

Deze opvallend grote hommel is een kopie van een bijzonder instrument dat verloren ging tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het origineel (fig.1) werd bewaard in het stedelijk museum in het Vleeshuis van Ieper, waarvan de inboedel eind november 1914 volledig werd verwoest door Duitse brandbommen. (1)

Het instrument werd in augustus 1865 opgemerkt in het museum van Ieper door de Oudenaardse muziekhistoricus Edmond Vander Straeten (1826-1895). Hij bracht kort daarna verslag uit over zijn ontdekking in L’Écho du Parlement. In 1868 wijdde hij er een kleine monografie aan: Le Noordsche Balk du musée communal d’Ypres. (2) Deze brochure was de allereerste publicatie over de hommel in Vlaanderen. Ze bleef ook ongeveer honderd jaar lang de enige. (3)

Vander Straeten, die blijkbaar nooit eerder een hommel had gezien, noemde het instrument een Noordsche Balk - wellicht in navolging van Noord-Nederlandse muziekhistorici als de Fries Klaas Douwes (1668-1722) en de Duits-Groningse Jacob Wilhelm Lustig (1706-1796). (4) In Vlaanderen is de benaming ‘Noordse balk’ echter nooit uit de volksmond opgetekend.

De hommel werd geschonken aan het museum van Ieper door Ferdinand Van de Putte (1807-1882), pastoor van Boezinge van 1843 tot 1858. (5) Die wist aan Vander Straeten te vertellen dat het instrument vroeger in zijn kerk de gezangen begeleidde bij gebrek aan een orgel. (6) Vander Straeten vermeldt dat het instrument volgens het etiket in het museum twee eeuwen oud was. (7) Het zou dus dateren uit het midden van de 17de eeuw - en het was daarmee mogelijk de oudste bekende hommel uit de Zuidelijke Nederlanden. (8)

De kopie van César Snoeck

De kopie (fig.2) werd gemaakt in opdracht van notaris César Snoeck (1834-1898) uit Ronse - een verwoede verzamelaar van muziekinstrumenten en jeugdvriend van Edmond Vander Straeten. (9) Ongetwijfeld was het dankzij Vander Straeten dat Snoeck het Ieperse instrument leerde kennen. De kopie moet dus vervaardigd zijn tussen 1865 en 1898.

Na het overlijden van César Snoeck geraakte zijn collectie - toen de grootste particuliere verzameling van muziekinstrumenten ter wereld - verspreid over de instrumentenmusea van Berlijn, Sint-Petersburg en Brussel. Dankzij het mecenaat van de Brusselse ondernemer Louis Cavens kon het Brusselse museum in 1908 de deelverzameling van 471 instrumenten, accessoires en onderdelen uit de Lage Landen verwerven. (10) Daaronder deze hommel (inventarisnummer 2905) en nog twee andere exemplaren (inventarisnummers 2906 en 2907). (11)

Bijzonderheden en speeltechnieken

Volgens de Catalogue de la collection d’Instruments de Musique Flamands et Néerlandais formée par C.C. Snoeck, uitgegeven in Gent in 1903, is deze ‘grand hommel’ een copie exacte de l’instrument ancien conservé au musée communal d’Ypres. (12) Maar is deze kopie wel zo betrouwbaar?

In zijn monografie over de Ieperse hommel vergelijkt Edmond Vander Straeten het instrument met de beschrijving van de Noordsche Balken in het Grondig Ondersoek van de Toonen Der Musijk van Klaas Douwes. Vander Straeten ziet maar één verschil: de Noordsche Balken van Douwes hebben drie of vier snaren, terwijl het Ieperse instrument er acht telt - drie melodie- en vijf begeleidingssnaren. (13)

Nu hebben de Noordsche Balken van Douwes, net als alle bekende Europese hommels uit de 17de en 18de eeuw, een zuiver diatonische toonschaal, terwijl de kopie volledig chromatisch is. Als het oorspronkelijke instrument inderdaad een chromatische toonschaal had, dan zou Vander Straeten dat zeker opgemerkt hebben. Bovendien telt hij op het origineel 21 ‘touches’ (frets), tegenover 29 op de kopie. Dat duidt wellicht eerder op een diatonische toonschaal met een bereik van drie octaven. Ook op de tekening die de monografie illustreert, zijn slechts 21 frets te zien.

Deze tekening werd tijdens Vander Straetens bezoek aan Ieper gemaakt door een lokale artiest - een zekere Böhm. Vander Straeten noemt ze ‘materiaal onberispelijk’ (matériellement irréprochable). (14) Dat is wat overdreven. De afstanden tussen de frets zijn alvast niet realistisch weergegeven. Een instrument met een dergelijke fretverdeling zou onbespeelbaar zijn. Het valt ook op dat de frets op de tekening allemaal even breed zijn, terwijl de kopie zeven bredere frets heeft, die bovendien doorlopen onder twee of meer begeleidingssnaren. Het is niet duidelijk waarvoor die bredere frets dienden.

Welke van beide - tekening of kopie - het best overeenkomt met het originele instrument, blijft de vraag.

Volgens Edmond Vander Straeten werden hommels als deze bespeeld met twee vogelpennen - een om de snaren in te drukken en een andere om ze te tokkelen. In Boezinge - zo vernam hij van kanunnik Van de Putte - deed een kraaienveer dienst als plectrum. (15)

De Ieperse hommel heeft veel vormelijke kenmerken gemeen met andere bewaarde hommels uit de Lage Landen van voor 1900, zoals de stemkast met krul en zijdelingse stemschroeven, en het motief van de zesster in de vier klankgaten, hier uitgesneden in messingblik. Een vergelijkbare dubbele uitstulping van de klankkast rond twee rozetten komt ook voor bij een andere grote hommel van 134 cm lang, die rond 1840-1850 werd geschonken aan het Musée des Beaux-Arts van Duinkerke. (16)

De Ieperse hommel onderscheidt zich door zijn uitzonderlijke lengte van 151 cm - en is daarmee met voorsprong de grootste van Europa.

Tekst: Wim Bosmans en Anne-Emmanuelle Ceulemans

Bibliografie

(1) Het instrument wordt merkwaardig genoeg niet vermeld in de Catalogue du Musée de la Ville d’Ypres et des tableaux exposés à l’hôtel de ville. Ypres: Simon Lafonteyne, 1883
(2) Edmond Vanderstraeten [sic], Le Noordsche Balk du musée communal d’Ypres. Ypres: Simon Lafonteyne, 1868
(3) De eerstvolgende publicatie over de hommel was van H. [Hubert] en G. [Gabriël/Gaby] Boone, ‘De Brabantse pinet’, in Eigen Schoon en De Brabander 51 (1968), p. 331-337. Van Hubert Boone is ook het referentiewerk De hommel in de Lage Landen. Brussel: Instrumentenmuseum, 1976, eveneens verschenen in The Brussels Museum of Musical Instruments Bulletin, V (1975), p. 8-162
(4) Klaas Douwes, Grondig ondersoek van de toonen der musijk. Franeker: Adriaan Heins, 1699, p. 118-119; Jacob Wilhelm Lustig, Inleiding tot de muziekkunde. Groningen: Hindrik Vechnerus, 1771², p. 82
(5) A. Schouteet & E.I. Strubbe, Honderd jaar geschiedschrijving in West-Vlaanderen (1839-1939). Brugge: Graphica, 1950, p. 100-101
(6) Edmond Vander Straeten, La musique aux Pays-Bas avant le XIXe siècle, VIII. Bruxelles: Schott, 1888, p. 202-203
(7) Vanderstraeten, Le Noordsche Balk, o.c., p. 2 & 6
(8) De oudste hommel van de Noordelijke Nederlanden is een Hollands instrument met jaarmerk 1608 dat wordt bewaard in het Rijksmuseum van Amsterdam (inv. BK-NM-5149)
(9) [César Snoeck], Catalogue de la collection d’instruments de musique anciens ou curieux formée par C.C. Snoeck. Gand: J. Vuylsteke, 1894, p. III: ‘je trouvai un grand secours dans l’érudition d’un ami de jeunesse, Edmond Vanderstraeten’.
(10) Malou Haine, ‘Un mécène du Musée Instrumental du Conservatoire Royal de Musique de Bruxelles, Louis Cavens (1850-1940)’, in Revue belge de musicologie / Belgisch tijdschrift voor muziekwetenschap, 32-33 (1978-1979), p. 208-215
(11) Victor-Charles Mahillon, Catalogue descriptif et analytique du Musée Instrumental, IV. Gand: Hoste, p. 426-429
(12) Catalogue de la collection d’Instruments de Musique Flamands et Néerlandais formée par C.C. Snoeck. Gand: I. Vanderpoorten, 1903, p. 60
(13) Vanderstraeten, Le Noordsche Balk, o.c., p. 6. Vanderstraeten ziet verkeerdelijk evenveel melodie- als begeleidingssnaren: ‘La moitié de ces cordes sonnent à vide, à titre de pédales basses. Les autres sont tendues au-dessus d’un clavier de vingt-et-une touches, et paraissent destinées à exécuter la mélodie.’ Dit komt niet overeen met de tekening van de originele hommel die de monografie illustreert, en evenmin met de kopie.
(14) Vanderstraeten, Le Noordsche Balk, o.c., p. 11