Overslaan en naar de inhoud gaan

Reconstructie van Chinese fluiten

Fig.1

Hwang-chông-tché, Brussel, Mahillon, ca 1890, inv. 0865

Hwang-chông-tché, Brussel, Mahillon, ca 1890, inv. 0865

Fig.2

Joseph Amiot, Mémoire sur la musique des Chinois, tant anciens que modernes, 1776, © gallica.bnf.fr / Département des manuscrits

Joseph Amiot, Mémoire sur la musique des Chinois, tant anciens que modernes, 1776, © gallica.bnf.fr / Département des manuscrits

Fig.3

Lü, Brussel, Mahillon, ca. 1890, inv. 0860

Lü, Brussel, Mahillon, ca. 1890, inv. 0860

Fig.4

Joseph Amiot, Mémoire sur la musique des Chinois, tant anciens que modernes, 1776, © gallica.bnf.fr / Département des manuscrits

Joseph Amiot, Mémoire sur la musique des Chinois, tant anciens que modernes, 1776, © gallica.bnf.fr / Département des manuscrits

Fig.5

Portret van Victor-Charles Mahillon (1841-1924)

Portret van Victor-Charles Mahillon (1841-1924)

Fig.6

 Joseph-Marie Amiot, gravure uit het boek Galerie illustrée de la Compagnie de Jésus d'Alfred Hamy, 1893

Joseph-Marie Amiot, gravure uit het boek Galerie illustrée de la Compagnie de Jésus d'Alfred Hamy, 1893

Victor-Charles Mahillon wilde voor het museum een ​​zo breed mogelijk gamma van verschillende soorten instrumenten verwerven, uit alle regio's van de wereld. Een van zijn doelstellingen hierbij was de akoestiek ervan te bestuderen. Mahillon liet ook instrumenten kopiëren die hij niet voor het museum kon verwerven en die hij uit een andere collectie leende. Omdat hij zelf blaasinstrumentenmaker was, was het voor hem gemakkelijk om dit werk uit te besteden aan bekwame vaklui die voor hem werkten. Als zo’n bruikleen ook niet mogelijk was, baseerde Mahillon zich op teksten. Zo gebruikte hij het werk van een jezuïet die in Peking woonde om Chinese fluiten en standaarden te reconstrueren. Vijf instrumenten in de Chinese collectie van het MIM zijn het resultaat van dit werk.

Jezuïeten die in de 18e eeuw in China verbleven, bestudeerden verschillende aspecten van de Chinese beschaving.  Ze gaven hun kennis door in brieven die naar Europa werden gestuurd.  Sommige van die brieven werden gepubliceerd en konden zo een breder publiek bereiken. Onder deze geestelijken raakte Joseph-Marie Amiot (1718-1793) bekend, dankzij zijn geschriften over Chinese muziek, maar ook omdat hij tegelijkertijd  een Mantsjoerijs-Frans woordenboek samenstelde  (de toen heersende Qing-dynastie was van Mantsjoerijse  oorsprong). Joseph Amiot kwam in 1751 aan in Peking, waar hij de rest van zijn leven zou doorbrengen.  In 1776 verstuurde hij een Frans manuscript dat in 1779 in Parijs werd gepubliceerd onder de titel Mémoire sur la musique des Chinois, tant anciens que modernes. Dit manuscript en de uitgave ervan kunnen worden geraadpleegd op de website van de Nationale Bibliotheek van Frankrijk.

Een groot deel van Amiots werk is gewijd aan de Chinese muziektheorie en de beschrijving van instrumenten. De precieze beschrijvingen met de juiste verhoudingen en de gravures die de belangrijkste tekeningen van het manuscript reproduceren, maakten de reconstructie  van de objecten die Victor Mahillon het meest interesseerden mogelijk.

Chinese muziek is pentatonisch, maar in de vroege  Chinese muziektheorie worden toch al de twaalf halve tonen van de toonladder beschreven. Deze twaalf tonen gaven aanleiding tot het vervaardigen van referentie-instrumenten in de vorm van buizen van verschillende lengtes ().

De instrumenten met inventarisnummers 0859, 0860 en 0861 zijn reconstructies van 3 lü die een octaaf van elkaar verschillen. Het zijn houten buizen waarvan het ene uiteinde voorzien is van een inkeping die de productie van geluid vergemakkelijkt en het andere uiteinde afgesloten is. De voor Mahillon gebouwde zijn van hout; in theorie zouden ze van bamboe moeten zijn, maar dat was een plant die toen in Europa niet voorkwam.

Amiot beschrijft ook een zeer vreemde fluit die door Mahillon twee keer werd gereconstrueerd. De instrumenten werden in de inventaris opgenomen onder de nummers 0865 en 0866. Amiot herneemt de zeer nauwkeurige beschrijving die prins Tsai-Yu in 1596 maakte van een instrument dat hij zag bij een antiquair. Het is een dwarsfluit waarvan het blaasgat zich in het midden van de buis bevindt en niet dicht bij één van de uiteinden, zoals dat algemeen het geval is. Aan weerszijden van dit centrale gat, maar in een hoek van 90 graden, zijn drie speelgaten geboord, op gelijke afstand. Amiot zegt dat beide uiteinden gesloten zijn, terwijl ze in de reconstructies van Mahillon aan beide uiteinden open zijn.

Tekst: Claire Chantrenne