Overslaan en naar de inhoud gaan

Neusfluiten

Fig.1

Fangufangu, Fiji, voor 1872

Fangufangu, Fiji, voor 1872 (03A13), inv.0133

Fig.2

Fluit, Nieuw-Caledonië, voor 1878

Fluit, Nieuw-Caledonië, voor 1878 (03A13), inv.0364

Fig.3

Kaleleng, Luzon (Filipijnen), voor 1975

Kaleleng, Luzon (Filipijnen), voor 1975, bruikleen van Fekke de Jager (29A11), inv. D2011.002.0015

Fig.4

Singapore. Sakay die neusfluit speelt, postkaart, Straits Settlements, na 1907, privécollectie

Singapore. Sakay die neusfluit speelt, postkaart, Straits Settlements, na 1907, privécollectie

Fig.5

Filipijnen: Jonge muzikanten die met de mond en de neus spelen, postkaarten van de Missionarissen van Scheut, na 1907, privécollectie

Filipijnen: Jonge muzikanten die met de mond en de neus spelen, postkaarten van de Missionarissen van Scheut, na 1907, privécollectie

Neusfluiten, aangeblazen via een neusgat zoals de naam doet vermoeden, en niet door de mond, komen vooral voor in Zuidoost-Azië en op veel eilanden in Oceanië. Terwijl de muzikant met het ene neusgat blaast, blokkeert hij het andere met een vinger of met een plug van plantaardige oorsprong. Het traditionele gebruik van neusfluiten is zeldzaam geworden maar kent desondanks een heropleving binnen bepaalde kleine bevolkingsgroepen.

Neusfluiten zijn meestal smalle bamboestengels, men gebruikt er de stukken tussen de knopen voor. In de knoop aan het ene uiteinde is een klein gaatje geboord waar men door blaast. In de buis wordt een wisselend aantal speelgaten en soms ook een duimgat geboord. De fluiten zijn vaak erg sober en niet versierd, maar sommigen hebben inkepingen of houtgebrande gravures als decoratie.

Andere fluiten hebben een aanblaasgat in de zijkant. Dit wordt dicht bij het gesloten uiteinde van de buis geboord. Een grote en mooi versierde fluit van de Fiji-eilanden (fig.1, inv. 0133) is een model met meerdere gaten op gelijke afstand van elkaar. De buitenste gaten kunnen allebei gebruikt worden om in te blazen. In de praktijk geeft de muzikant de voorkeur aan één speelrichting.

Hoewel sommige van deze instrumenten zonder twijfel neusfluiten zijn, worden andere, die eigenlijk met de mond zijn geblazen, soms gezien als neusfluiten. In de inventaris van eerste conservator van het MIM, Victor-Charles Mahillon, staan er zo enkele vermeld. Deze vergissingen zijn te wijten aan de zeer onvolledige en onnauwkeurige informatie waarover hij beschikte.

Het is echter niet zo eenvoudig, dus soms ontstaat er twijfel over of een fluit een neusfluit is of niet. Wanneer het aanblaasgat ver van het uiteinde van de fluit zit is het erg moeilijk om dat te bepalen. Oude foto’s zijn vaak niet erg duidelijk en we kunnen bijgevolg de techniek daar niet uit afleiden. De meeste oude foto's zijn niet spontaan maar geposeerd, bovendien speelt de muzikant vaak niet echt en is zijn houding dubbelzinnig. Het is dus niet mogelijk om te bepalen of we al dan niet te maken hebben meteen neusfluit op basis van de pose van de fluit en de houding van de muzikant.

Een lange fluit uit Nieuw-Caledonië (fig.2, inv. 0364), gemaakt van een gebogen rietstengel met knopen die versterkt werden om te voorkomen dat ze barsten, is waarschijnlijk niet echt een neusfluit. Mahillon verwierf deze op een wereldtentoonstelling in Parijs en beschouwde ze als een neusfluit. Er is zeer weinig over geschreven en we weten niet hoe ze  gebruikt werd. Foto's van dit type instrument tonen de muzikant ogenschijnlijk met gesloten mond, maar zijn neus lijkt ook niet tegen de fluit gedrukt. De fluit heeft slechts twee gaten, we zien één opening aan elk uiteinde. Het gat aan de breedste kant is het aanblaasgat terwijl het gat aan de andere kant gebruikt wordt voor het veranderen van de toonhoogte.

Tekst: Claire Chantrenne